zaterdag, mei 29


De spinselmotten vormen de familie Yponomeutidae. De familie telt zo'n 700 soorten, waarvan verreweg de meesten inde tropen voorkomen. De familie wordt ook stippelmotfamilie genoemd.

Het kenmerk van de familie is dat de rupsen zichzelf beschermen met een spinsel, waarin ze als kolonie leven. Zo'n kolonie kan niet beschouwd worden als het beginsel van een statenvorming, zoals dat bij mieren en bijen het geval is. Na het larve stadium verpoppen de rupsen zich en gaan ieder elk hun eigen weg.
Het spinsel is relatief taai, en veel dieren die van rupsen leven geven daarom de voorkeur aan gemakkelijker te verschalken prooi.

De mate waarin we ze zien verschilt van jaar tot jaar. Waar individuele rupsen van andere families een of meer blaadjes eten, kunnen de gezamenlijk rupsen van deze familie met gemak een hele struik kaal vreten. Tot nu toe heb ik nergens gelezen dat ze voor de mens schadelijk zijn, maar schadelijk voor cultuur gewassen zijn ze wel.

Wanner we een boom als op de bijgaande foto uit het Florence Nightingale park zien, is de eerste gedachte: die boom kunnen we promoveren tot open haard hout. In de praktijk overleeft zo'n boom het wel, en schijnt later in het jaar opnieuw bladeren voort te brengen. Ongetwijfeld zal hij er wel door verzwakt worden, en daarmee een gemakkelijker prooi voor andere dieren.

Dr grzimek noemt in zijn "vlinders wespen mieren bijen" alleen de kardinaalsmuts als waardplant. De Nederlandstalige wikipedia noemt ook een Vogelkersstippelmot, Appelstippelmot, en Meidoornstippelmot, dus die zullen ongetwijfeld ook als waardplant van bepaalde soorten kunnen fungeren.

zaterdag, mei 15

Schoorlse duinen

Regelmatig wandelen mijn vrouw en ik. In april hebben we in Zuid-Limburg gewandeld, Eind april/begin mei bij Monschau in de Duitse Eifel en bij Kelmis in de Belgische Ardennen. Van de wandeling in Zuid-Limburg schreef ik een korte beschrijving, die u hier kunt vinden.

Dit weekend waren we in de duinen bij Schoorl. De duinen bij den Haag kennen we vrij goed, en het Westduinpark is in deze blog dan ook al een paar keer voorbijgekomen.
De duinen bij Bergen en ten noorden daarvan, dus ook die bij Schoorl, zijn kalkarm in plaats van kalkrijk, en dat heeft duidelijk zijn invloed op de flora.

We kwamen vrijdag tussen de middag aan op camping de Duinvoet, en werden heel vriendelijk door de beheerder ontvangen. Hij had nog een plekje vrij, maar dat was maar voor 1 nacht. Dat was ook wat we zochten, dus we waren het snel eens. Dus: tent opgezet en de duinen in.

Ons doel was de "kremp", een sleuf voor het zeewater de duinen in, met daarbij de veelbelovende naam "Parnassiavallei". Een vriendelijke mevrouw van het bezoekerscentrum van Staatsbosbeheer wees ons een wandelroute, waarvan we het begin wandelden.


Het eerste wat ons in de duinen bij Schoorl opviel was de breedte. Niet die honderd tot 300 meter van het Westduinpark, maar al gauw een kilometer of vijf. Wie op het strand bruin wil gaan liggen bakken, zal toch eerste een gezonde wandeling of fietstocht moeten maken. Wandelaars en vooral fietsers waren er volop.

De flora leek vooral uit grove den te bestaan, met daartussen veel opschietende jonge berk. Opvallend was het vrijwel ontbreken van de duindoorn, in de duinen bij den Haag een bijna alom aanwezige plant. De Rimpelroos daarentegen was met haar reeds uitlopende bladeren goed te herkennen.

Helaas ontbrak de tijd om een gele vlinderbloemige te determineren. Ook opvallend was de heide, waarvan ik later las dat het Kraaiheide betrof. Ik meende twee soorten heide te zien, en opvallend was de grote oppervlakte. Ondanks dat hele vlakten hiermee niet begraasd leken te worden, zag ik toch geen of weinig signalen van vergrassing, zoals dei op de Veluwe en in Drenthe maar al te vaak te zien zijn.


De Kremp was een dubbele teleurstelling. Deze sleuf de duinen in is door Staatsbosbeheer gegraven, maar zo op het oog alleen bij extreem hoog weer nog voor zeewater bereikbaar. Het is absoluut geen situatie zoals bij het Zwin op de Belgisch-Nederlandse grens. Bijzondere planten kon ik bij de duinovergang daar niet ontdekken. De Parnassiavallei was niet toegankelijk voor het publiek. Begrijpelijk, het pas in de trend van de laatste jaren om alles wat mooi is tegen het publiek te beschermen. En het gedrag van sommige bezoekers blijft er inderdaad weinig keus: sommigen komen gewoon brutaal zeldzame planten uitgraven om in hun tuintje te zetten!

Op de terugweg kwamen we langs de gewone vleugeltjesbloem, een aardige vondst maar niet heel bijzonder.

De zaterdag besteden we aan kaart 45 van het Hollands Kustpad. Iets wat ik gisteren voor grove den versleet, bleek nu naalden van 17-19 cm te hebben, en is dus mogelijk een Zeeden.

Verderop kwam ik een lastig te determineren viooltje tegen. Lastig in ieder geval met de nieuwe Heukels, waar ik duidelijk nog aan moet wennen. De oude flora van Thijssen bracht uitkomst: het Hondsviooltje. Niet zeldzaam, maar wel een leuke vondst.


Dit korte traject van 3 kilometer brengt de wandelaar langs twee of drie uitzichtspunten. Het laatste uitzichtspunt is tevens het einde van dit traject, en geeft een mooi uitzicht over Catrijp.